U bent hier:

17 oktober start Lustrum jaar

23/10/2021

Aftrap van ons lustrumjaar

Het lustrumjaar van Tesselschade werd op 17 oktober ingeluid met een feestelijke bijeenkomst in  het Textiel Museum in Tilburg. Daarbij hield voorzitter Dorien Rookmaker de volgende toespraak.

Het hele jaar, van 17 oktober 2021 tot 17 oktober 2022, organiseren we bijzondere activiteiten. Via onze nieuwsbrief houden we u op de hoogte.

                                                                                                 

Speech tijdens de opening van het lustrumjaar in het Textielmuseum te Tilburg.

Waarde leden van Tesselschade,

Het is mij een eer en een groot genoegen om jullie hier toe te spreken. De aanleiding is geschreven in driedubbel goud. Onze vereniging bestaat vandaag namelijk op de dag af 150 jaar.

Vandaag, 17 oktober, anderhalve eeuw geleden ontvangt de eerste vrouwenvereniging van Nederland – de Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging Arbeid Adelt (nog met twee e’s en sch) – koninklijke goedkeuring van haar statuten.

Omdat er helaas heel snel kibbelarij ontstaat over het al dan niet anoniem mogen verkopen van handwerk, is er al binnen een half jaar – op 8 april 1872 –een nieuwe vrouwenvereniging. Waarvan de naam maar twee woorden verschilt: Tesselschade komt op de plaats van Arbeid Adelt.

Twee verenigingen, met een identieke doelstelling, die we allemaal kennen: het helpen van vrouwen en meisjes die onvoldoende middelen hebben voor scholing en opleiding. Dat doen we al 150 jaar. Niet met leningen – zo passend in het hedendaagse tijdsgewricht -, maar met giften.

En om een idee te geven: Tesselschade-Arbeid Adelt - de officiële naam van onze vereniging - heeft al circa 11.000 vrouwen geholpen op weg naar economische zelfstandigheid. Daar mogen we trots op zijn. Maar laten we energiek verder gaan op onze weg. Omdat we nog steeds actueel zijn, én nodig blijven.

Ter illustratie van onze hulp enkele voorbeelden uit het recente verleden. Twee vrouwen van middelbare leeftijd, die een leven kennen van geweld en ellende, hebben we naar een betaalde baan in de zorg kunnen leiden. Een vrouw uit de crisisopvang vond door ons haar weg naar een studie om lerares te worden; wat haar droom was. Een vrouw die terecht kwam in het reguliere studieleenstelsel, konden we weliswaar niet financieel helpen bij haar studie, maar wel blij maken met een laptop. Een vrouw, getraumatiseerd en belaagd door kanker, hebben we naar een parttimebaan bij de overheid kunnen loodsen. Slechts een paar voorbeelden, die mij trots maken op jullie inspanningen. Ik weet zeker dat iedereen hier ook dergelijke voorbeelden kent.

We kennen ons Tesselschade Studiefonds als bron waaruit we putten om vrouwen te ondersteunen. Het fonds wordt – zoals jullie weten - gevuld door de opbrengsten van handwerkverkoop, contributies en giften.

Wat ik in het bijzonder koester is de kracht en inzet van alle 23, zelfstandige afdelingen. Verdeeld over het hele land. Ze zijn niet meer weg te denken uit hun eigen regio’s. In hun verscheidenheid en autonomie zit de kracht die elke storm kan weerstaan.

Ik wil met jullie even teruggaan naar de wortels van ons bestaan. En dan vooral naar de twee vrouwen die direct én indirect van onschatbare waarde zijn geweest. En wier beider levensmotto’s voorkomen in de naam van onze vereniging: Maria Tesselschade (1594-1649) en Betsy Perk (1833-1906).  In het beeldmerk van onze vereniging staan twee levensankers die alles te maken hebben met Maria Tesselschade en Betsy Perk. Beide mijns inziens met eeuwigheidswaarde. In het hart van ons logo staat Elck syn waerom, in de boog daaronder Arbeid Adelt. Ze verwoorden de waardes van respectievelijk Maria Tesselschade en Betsy Perk. Beide motto’s zie ik als een sieraad voor onze vereniging.

Laat ik ze toelichten, en plaatsen in de tijd waarin beide vrouwen ze gebruikten.  ‘Elck syn waerom’. Sinds 1630 gebruikt Maria Tesselschade bij ondertekening van haar brieven, verzen en gedichten vaak dit motto. Het staat voor ‘Ieder zijn motief’. Zij gaf er vooral deze uitleg aan: ‘Zo ben ik gewend met vrienden om te gaan’.

Vragen over hoe zich eerbiedig en wellevend te gedragen én een goed leven te leiden, spelen een vrijwel allesbepalende rol in het leven van Tesselschade. Zij ziet in haar tijd – bijvoorbeeld aan de universiteiten - te weinig plaats voor eigen denken, eigen overtuigingen en gedrag dat daaruit voortvloeit. Het bevragen van jezelf, daarover nadenken, vaak confronterend maar ook verrijkend met nieuwe inzichten en wijsheid. Kunnen wij zonder...?, vraag ik me af.

Maria Tesselschade was in de 17e eeuw een van de bekendste vrouwen van ons land. Ze was ongekend getalenteerd, en maakte deel uit van het hoogste sociaal-literaire milieu. Daarin laafde zij zich als gewaardeerd lid van de vermaarde Muiderkring aan de scherpzinnigheid van ook toen al beroemde mannen als o.a. Huygens, Bredero, Hooft en Vondel. Wiens respect voor haar wederzijds is.

Nu we toch in Brabant zijn, even een zijstapje. Er is nóg een vereniging - een steenworp van hier - die ‘Elck syn waerom’ in haar wapenschild voert. Dat is het Eindhovens Studenten Corps.

Arbeid Adelt is het motto van de schrijfster en feministe Betsy Perk. Zij vindt namelijk dat het ware adeldom, het behoren tot de adelstand, niet zit in een titel. Maar in een zinvol leven, waarin – zoals zij zegt - ‘nuttige arbeid de vrouw verheft’.

Als Betsy Perk in 1871 haar vereniging opricht, is het de tijd dat veel vrouwen uit de hogere milieus niet alleen hun handen vol hebben aan het bestieren van vaak omvangrijke huishoudens, maar ook tijd besteden aan o.a. liefdadigheid, visites, musiceren, bals én… handwerken.

Móeten werken is in haar, hogere, kringen eigenlijk wat ongepast. Beroepsmogelijkheden zijn er nauwelijks, en als deze vrouwen al een beroep uitoefenen, moet dat bovenal vrouwelijk zijn en cachet hebben. Als gouvernante, bijvoorbeeld.

Maar de tijd verandert, en naarmate meer families hun dochters en zusters niet meer naar behoren kunnen onderhouden, verschuift de moraal. Ook naar betaald werk. Maar enige discretie blijft vereist.

Betsy Perk, geboren in een welstandig gezin, verwoordt in 1871 het doel van de vereniging aldus: ‘Verbetering van het lot der onvermogende vrouw uit den beschaafden stand door aanmoediging en bevordering van haar kunst- en arbeidszin.’

Wat niemand dan kan bevroeden, is dat Perk in feite het eerste zaadje plant voor wat later zal resulteren in vrouwenkiesrecht.

Ik wil maar zeggen: Tesselschade-Arbeid Adelt is niet zomaar een vereniging.

Wij, dames, zijn lid van een echt héél bijzondere vereniging. Misschien wel een van de meest bijzondere in ons land. Een vereniging die níet de belangenbehartiging van haar leden vooropstelt, maar het belang van ánderen op de eerste plaats heeft staan! Namelijk van vrouwen die ondersteuning nodig hebben om steviger op eigen benen te staan. Daar gaat de onbaatzuchtige aandacht heen.

Wat onze vereniging in de afgelopen 150 jaar heeft verricht en is gaan betekenen, bleef niet onopgemerkt. Waardering viel haar vaak ten deel.

Bijvoorbeeld in de vorm van een gift van een voor die tijd (1896) gigantische som gelds: 200.000 gulden, een legaat van Pauline Zegers Veeckens. Het vult de pot voor een eigen pensioenfonds (!!!), waaruit oud-handwerksters zelfs tot op de dag van vandaag worden geholpen.

Pratend over oud-handwerksters stuit ik onvermijdelijk op een dik rood koord dat door het hele leven van onze vereniging loopt: het handwerken. Gekrakeel daarover leidde dan weliswaar tot de geboorte van Tesselschade, maar de opbrengsten van handwerkverkopen waren en zijn nog steeds een belangrijke bron van onze inkomsten. Bovendien zijn de verkoopbijeenkomsten sociale gebeurtenissen van grote waarde. Ze horen bij ons, ze zijn niet weg te denken.

Handwerken houden we hoog in ons vaandel. Het behoud van oude handwerktechnieken is een prominente doelstelling. Er is alle reden om het handwerken de aandacht te geven - en te blijven geven - die het verdient.

Tot slot.

We hebben in de loop der jaren ook koninklijke waardering ontvangen. Twee koninginnen waren onze beschermvrouwen. Koningin Sophie al in 1871, Koningin Juliana volgde in 1953.

Wat me er trouwens aan doet herinneren dat onze borduursters óók wat terug deden voor de koninklijke familie. Ze borduurden de inhuldigingsjapon van Koningin Wilhelmina in 1898 en haar bruidsjapon in 1901. Plus de kussens in de Gouden Koets bij die inhuldiging in 1898.

Voor de kenners onder jullie: in de petit-pointsteek.

En nu wil ik met jullie graag een cadeau uitpakken. Niet stoffelijk – hoe toepasselijk dat hier ook zou zijn.  Onze vereniging mag met ingang van vandaag het predicaat Koninklijk dragen!  Onze nieuwe naam is:

Koninklijke Nederlandse Vrouwenvereniging Tesselschade-Arbeid Adelt.

Voordat we verder gaan met ons programma wil ik graag iemand naar voren vragen: Mieke van Leeuwen, mijn voorgangster als voorzitter. Het is aan Mieke te danken dat we onze koninklijke status hebben gekregen. De weg daarheen voerde over een pad vol hobbels en kuilen. Maar, Mieke, jij hebt formidabel koers gehouden én volgehouden.
Dank daarvoor, ons aller dank!