U bent hier:

Vrouwenvereniging Tesselschade helpt al 150 jaar vrouwen aan het werk,

24/01/2022

Vrouwenvereniging Tesselschade opereert al 150 jaar chronisch bescheiden achter de schermen. De publiciteit voor deze verjaardag kan het genootschap echter goed gebruiken, want de club moet dringend verjongen om andere vrouwen te blijven helpen financieel onafhankelijk te worden.


Een theemuts van Tesselschade.Beeld Annabel Miedema

Honderdvijftig jaar oud zijn ze, op de kop af. En daarmee is de Koninklijke Algemene Nederlandse Vrouwenvereniging Tesselschade-Arbeid Adelt absoluut de oudste vrouwenclub van Nederland. Maar de bekendste? Nee, dat bepaald niet. Misschien omdat de aparte naam minder goed in het gehoor ligt dan die van andere verenigingen als Dolle Mina’s of Katholiek Vrouwengilde. Maar waarschijnlijk ook omdat het niet zo in de aard van de club ligt om te roeptoeteren dat ze bestaan. Zo stond er in Toekomst door traditie, het boek dat verscheen naar aanleiding van hun 125-jarig jubileum te lezen: ‘Zelden heeft een vereniging zichzelf zo frequent de vraag naar het eigen bestaansrecht gesteld als Tesselschade Arbeid Adelt. Zijn wij nog wel nodig? (...) De vraag komt voort uit de TAA-cultuur van chronische bescheidenheid en uit de bijbehorende tegenzin om zich nadrukkelijk te manifesteren.’


Europarlementariër Dorien Rookmaker, voorzitter van Tesselschade-Arbeid Adelt.Beeld ANP / Fotobureau Dijkstra

Inmiddels zijn er 25 jaar verstreken en blijkt die chronische bescheidenheid wat minder hardnekkig. Omdat de vereniging die publiciteit juist goed kan gebruiken. Want, zo geeft voorzitter Dorien Rookmaker (57) grif toe, de club moet dringend verjongen en heeft nieuwe leden, bestuursleden, handwerkers, webbeheerders, socialemediaredacteuren en donateurs nodig die zich vrijwillig voor andere vrouwen willen inzetten. Vandaar ook dat het team achter de vereniging druk bezig is om kranten en tv-programma’s te bestoken met berichten over de 150ste verjaardag en de bijbehorende koninklijke status. En vandaar dat Rookmaker, in het dagelijks leven Europarlementariër, in het hartje van de lockdown met alle plezier van haar woonplaats Zwolle naar Amsterdam kwam treinen om daar boven de gesloten winkel aan het Leidseplein te vertellen hoe geweldig Tesselschade-Arbeid Adelt is, en hoe hard nodig.

Op de onverwarmde eerste verdieping van het Tesselschade-pand aan het Leidseplein 33 rijst allereerst een oer-Hollandse vraag: hoe kan het dat deze grijzedamesclub zetelt in zo’n prachtig pand op de prijzigste locatie van de duurste stad van het land? ‘Het pand is midden vorige eeuw gekocht door de vereniging’, zegt Rookmaker. ‘En vanaf de tweede verdieping wordt het verhuurd. In Haarlem en Den Haag zitten we ook al op zulke prachtige plekken. Maar vergis je niet hoor: wij zijn heel erg op de penning, en zullen bijvoorbeeld nooit zomaar aan de overkant bij Café Americain gaan lunchen op kosten van de zaak. Dit is Holland op z’n smalst.’

Logisch eigenlijk dat ook zuinigheid in de haarvaten van Tesselschade zit. Gebrek aan middelen lag immers aan de basis van de vereniging. Het verhaal begint in de tweede helft van de 19de eeuw, toen de ongehuwde Christina Elizabeth Perk, roepnaam Betsy, na haar moeder ook haar vader verloor en er alleen voor kwam te staan. Perk was als jonge vrouw even verloofd geweest, maar besloot dat ze voor een toekomst als ‘canapee-engel’ te slim en te eigenwijs was. Liever dan een onderdanige huismoeder te worden máákte ze dingen. Ze boetseerde graag, maar mocht daar geen opleiding in volgen omdat dat ongepast was voor vrouwen. Vandaar dat ze besloot van haar pen te gaan leven. Ze schreef romans, toneelstukken, vertalingen en brochures.

In 1870 deed ze in haar eigen tijdschrift Onze Roeping een ‘beede om sympathie’: een roep om hulp bij het oprichten van een eigen vereniging die een vorm van betaald werk kon verschaffen aan verarmde nette dames als zijzelf. Gewaagd, want vrouwen uit de ‘beschaafde’ stand werden geacht thuis te blijven en zich bezig te houden met naaiklusjes en handwerkjes. Perk bedacht dat het mogelijk moest worden om iets te verdienen met dat handwerk, of om de kans te krijgen om een cursus of opleiding te volgen. Haar smeekbede leverde ruim 400 reacties op. In oktober 1871 werd de Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging Arbeid Adelt opgericht, met als streven ‘verbetering van het lot der onvermogende vrouwen uit de beschaafde stand door aanmoediging en bevordering van haar kunst- en arbeidszin’. De naam was tegelijkertijd het motto: ware adeldom ligt niet zozeer aan iemands titel, maar aan iemands inzet.


Een slaapkonijn van Tesselschade.Beeld Annabel Miedema

Koningin Sophie, de echtgenote van koning Willem III, werd beschermvrouwe van de club. Een mooi begin, maar al na een half jaar kreeg een aantal dames mot door verschillen in inzicht. In april 1872 splitste een deel van de leden zich af onder de nieuwe naam Tesselschade, genoemd naar de 17de-eeuwse dichteres Maria Tesselschade Roemers Visscher. Het ‘oude’ deel Arbeid Adelt richtte zich met name op het ondersteunen van de handwerksters en het organiseren van verkoopbijeenkomsten. De nieuwe club Tesselschade legde de nadruk op het organiseren van opleiding en arbeid. Na de wereldoorlogen bleek de hulp van beide verenigingen harder nodig dan ooit. Ze legden de onenigheid bij, bundelden de krachten weer en in 1953 fuseerden de twee tot ‘Tesselschade-Arbeid Adelt’.

Inmiddels telt de club zo’n 5.000 leden verdeeld over 23 afdelingen. ‘Het is echt geen oude, witte, deftigedamesclub meer’, benadrukt Rookmaker. ‘Het zijn gewone werkende vrouwen, steeds jonger ook, met verschillende achtergronden en van verschillende kleuren. We hebben geen politiek of religieus karakter en iedereen is welkom, of je nu vrijwillig actief wilt zijn in een bestuur of alleen als donateur of betalend lid wilt aansluiten.’


Merklap van Tesselschade.Beeld Annabel Miedema

Gehandwerkt wordt er niet meer bij elke afdeling, maar subsidies verstrekken ze allemaal nog wel. Rookmaker heeft alle cijfers paraat: in de 150 jaar dat Tesselschade bestaat zijn maar liefst 12.000 vrouwen gesteund. Op jaarbasis zijn dat er momenteel 140. De opleidingen die ze met hulp van de steun van Tesselschade kunnen doen vallen niet meer, zoals vroeger, in de categorie typische vrouwenberoepen. De laatste jaren werden ook opleidingen tot vrachtwagenchauffeur en clown gefinancierd. ‘Het zijn giften, geen leningen’, zegt Rookmaker. ‘Ons belangrijkste doel is vrouwen steunen om financieel onafhankelijk te worden.’

Een rondje bellen met een aantal vrouwen die voor of dankzij Tesselschade werken levert enthousiaste verhalen op. Zo is daar Corina Harms (42) uit Biddinghuizen, die tijdens een tijdelijk baantje als schoonmaker van vakantiebungalows van een collega hoorde dat er zoiets bestond als een steunfonds van Tesselschade. Harms, alleenstaande moeder van drie kinderen met een vorm van autisme, wilde graag een hbo-opleiding maatschappelijk werk doen. ‘Ik wist dat er behoefte was aan hoger opgeleiden in de zorg en achtte mezelf slim genoeg om hbo aan te kunnen, maar ik kreeg de financiering niet rond. Na die tip heb ik een aanvraag gedaan bij Tesselschade, ben uitgebreid geïnterviewd en gescreend door twee bestuursleden uit mijn regio en heb na het aanleveren en invullen van allerlei papieren groen licht gekregen. In 2019 heb ik mijn diploma gehaald en inmiddels werk ik als coördinator.’ Wat haar indruk is van Tesselschade? ‘Hoog opgeleide dames die zich aan de goede kant van de maatschappij bevinden, maar oprecht geïnteresseerd zijn in de mensen die ze helpen.’


Een boekenlegger van Tesselschade.Beeld Annabel Miedema

Een van de Tesselschade-dames die studenten selecteren en begeleiden is Pauline Kruse (57) uit Zwolle. Ze runt een eigen bedrijf als meubelstoffeerder en werkt daarnaast vrijwillig voor Tesselschade. ‘Het gaat met pieken en dalen; soms kost het me een halve werkweek, vooral als er nieuwe aanvragen binnen zijn. Ik controleer of de aanvraag voldoet aan de eisen in de statuten, bezoek met een tweede bestuurslid de aanvrager en schrijf, als alles klopt en er een gerede kans bestaat dat de opleiding wordt afgerond, een aanbeveling voor het landelijke bestuur. In de drie jaar dat ik dit vrijwilligerswerk nu doe, heb ik tien aanvragers kunnen helpen.’

Aan aanvragen en dankbare studenten heeft Tesselschade beslist geen gebrek. Maar elders dreigt er wel een tekort: aan handwerkers. De slaaphazen, gequilte breitasjes, blokfluitzakken, theemutsen, smokjurkjes, bakerpoppen en bridgekleden vliegen bijna sneller de winkels en bazaars uit dan ze worden gemaakt. Een van de weinige borduurders is Didi Raicu (65) uit Ede, die acht jaar geleden in een lokaal krantje las over Tesselschade en zich meteen aanmeldde. Ze was altijd al dol op borduren, maar kon haar creaties niet meer thuis kwijt en weggeven aan vrienden was ook niet altijd mogelijk. ‘Ik doe het puur voor het borduurplezier’, zegt ze. ‘Ik handwerk drie uur per dag, en op zondagen soms wel de hele dag. Een tafelkleed met een geborduurde bloemenrand kost me soms wel veertig uur werk. Ik krijg daar 20 euro voor. Dat is weinig, maar als we hier een normaal uurloon voor zouden krijgen waren de kleden onbetaalbaar. Ik ben al blij dat ik het materiaal betaald krijg, en dat mensen mijn kleden zo graag willen hebben. Dus zo lang het tellen nog lukt en ik goed blijf zien, borduur ik lekker door.’


Een vestje van Tesselschade.Beeld Annabel Miedema

Grote zorg voor Tesselschade: als de handwerkerskring nog verder uitdunt door het (te) oud worden of overlijden van de makers, slinkt niet alleen de productie maar gaat ook een hoop knowhow verloren voor de vereniging. Gelukkig is mede dankzij de lockdowns handwerken weer in opmars en schieten nieuwe jonge borduurclubjes de grond uit. Om het aanbod van de Tesselschade-winkels wat actueler en modieuzer te maken, nieuwe handwerkers te werven, oude technieken te behouden en zich meer te richten op duurzaamheid betrok Rookmaker ontwerper Saskia van Drimmelen bij de vereniging. Het eerste artikel dat die onder handen neemt: het schort. Want Tesselschade-Arbeid Adelt blijft natuurlijk wel een uiterst beschaafde en vlekkeloze vrouwenvereniging.

Artikel Volkskrant